Over CLIV

De Alliantieonderzoeksgroep Centrum voor Literatuur in Vertaling (CLIV) werd in 2014 opgericht door de UGent en de VUB. De groep ontstond uit de fusie van twee onderzoeksgroepen over literair vertalen: de AOG Literatuur in Vertaling van de UGent/HoGent (2009-2014) en het Centrum voor Literair Vertalen van de VUB/EhB (2012-2014). CLIV werkt samen met onderzoeksgroepen en kenniscentra in binnen- en buitenland, zoals TRACE (UGent), CLIC (VUB), CETRA (KULeuven) TricS (UAntwerpen), Philixte (ULB), CIRTI (ULiège), Prospéro (USL), PGET (UFSC, Brazilië), en heeft een netwerk uitgebouwd van geassocieerde experts.

CLIV bestudeert uiteenlopende fenomenen van circulatie, transformatie en herinterpretatie van teksten en discoursen (inclusief beeldproducten) in en doorheen verschillende geo-culturele gebieden. Voorwerp van onderzoek zijn in de eerste plaats vertalingen of vertaalprocessen die ten grondslag liggen aan literaire, filosofische en historiografische teksten en media. CLIV heeft bijgevolg oog voor de rol van vertaling in de culturele transfer van zowel kennis, ideeën, ideologieën, normen en waarden als esthetische vormen in fictie en non-fictie. De overdracht en herinterpretatie van culturele codes komen in de bestudeerde corpora vooral tot uiting in een poëtica van meertaligheid en interculturaliteit.

De insteek van CLIV is sterk interdisciplinair, want gericht op het leggen van methodologische verbanden tussen vertaalwetenschap, literatuurwetenschap en cultuur- en mediastudies. Ook is er de nodige aandacht voor historische kritiek, culturele beeldvorming en de fundamenten van de canonisering van literaire teksten, wetenschappelijke paradigma’s en filosofisch gedachtengoed. Deze cultuuruitingen hebben niet alleen dankzij vertalingen een breed publiek bereikt maar kwamen ook via vertalingen tot stand.

De werkwijze van CLIV zorgt ervoor dat het vermeende eenrichtingsverkeer tussen bron- en doelcultuur wordt geproblematiseerd. Binnen CLIV-onderzoek wordt de heterogeniteit van elke cultuur beklemtoond door marges en netwerken van uitwisseling in beeld te brengen. Vertalingen worden voornamelijk vanuit een interculturele, intermediale en transhistorische optiek benaderd met bijzondere aandacht voor bemiddelende processen en actoren die deze transfers mogelijk maken. Door die verwevenheid met de sociaal-historische context in teksten zichtbaar te maken, verwijzen onderzoekers binnen CLIV naar de historiciteit van elk discours. Centrale onderzoekstopics binnen CLIV zijn transnationale herinneringsculturen, meervoudige identiteitsstructuren, transfer van culturele codes en meertaligheid.

Veel onderzoeksprojecten binnen CLIV zetten in op de wisselwerking tussen wetenschappelijk onderzoek, kennisoverdracht en vertaalpraktijk en hebben daardoor een grote maatschappelijke relevantie. Dit blijkt uit tal van partnerschappen. Enerzijds is er de organisatie van gezamenlijke (UGent-VUB) opleidingsonderdelen en gastcolleges; de samenwerking met de transnationale master/postgraduaat literair vertalen (Universiteit Utrecht/KULeuven); fora als het Expertisecentrum Literair Vertalen [https://literairvertalen.org/] of het PETRA consortium [https://petra-education.eu/framework-literary-translation] en tijdschriften als Filter. Anderzijds zijn er verschillende samenwerkingsinitiatieven met maatschappelijke actoren, zoals Literatuur Vlaanderen, het Antwerpse Letterenhuis, de Koninklijke Bibliotheek (en andere federale instellingen), musea en individuele vertalers. Zo streeft CLIV naar een grotere erkenning en zichtbaarheid van het werk van vertalers.